Wie helpt de hulpverlener bij klinische incidenten?
Wanneer dokters of verpleegkundigen een professionele fout maken, is niet alleen de patiënt daar het slachtoffer van. Ook de betrokken zorgverlener en –organisatie ondervinden de negatieve gevolgen van een klinisch incident. Met een structureel incidentenbeleid krijgen alle slachtoffers de nodige zorg en ondersteuning om het voorval te verwerken.
Dat ziekenhuizen, woonzorgcentra en andere hulporganisaties baat hebben bij een structureel incidentenbeleid mag blijken uit twee statistieken: minstens 50% van alle hulpverleners en13,5% van alle patiënten was ooit al betrokken bij een klinisch incident. Hoewel het niet altijd om ernstige incidenten gaat, vragen de hoge cijfers om een structurele aanpak.
Lindsy Werrebrouck, preventieadviseur psychosociale aspecten bij Mensura, deed uitvoerig onderzoek naar het thema. Ze schetst de krachtlijnen.
1. Identificeer de slachtoffers
“Wanneer zich een incident voordoet, is het belangrijk om onmiddellijk de verschillende slachtoffers te identificeren”, zegt Lindsy. Doorgaans zijn er drie.
- First victim: de opvang van de patiënt en zijn naasten is de eerste prioriteit bij een klinisch incident.
- Second victim: ongeveer 50% van de hulpverleners die betrokken zijn bij een klinisch incident lijden hieronder. Op persoonlijk vlak kan het gaan om posttraumatische symptomen als stress en depressie. Professioneel om symptomen als toegenomen onzekerheid, burn-out en werkverzuim.
- Third victim: de zorgorganisatie waar het incident plaatsvond, kan financiële en reputatieschade ondervinden.
“Elk slachtoffer heeft eigen noden die een specifieke aanpak vereisen”, merkt Lindsy op. “Een goed incidentenbeleid bevat duidelijke afspraken over wie welke slachtoffers opvangt en begeleidt. Het aanspreekpunt mag natuurlijk zelf geen betrokken partij zijn.”
2. Aandacht voor crisis- én nazorg
Lindsy: “De eerste 48 uur zijn cruciaal. Elke slachtoffergroep heeft nood aan onmiddellijke opvang op maat van zijn noden. Het is in ieders belang om zo open mogelijk te communiceren over de gebeurtenissen. Dat blijft ook zo in de opvolging en nazorg van het incident.”
- First victim: de aangeduide leidinggevenden erkennen het leed van de patiënt en zijn naasten, betuigen spijt en tonen empathie. Ze betrekken het slachtoffer meteen in de oorzakenanalyse en blijven dat doen tot het incident is afgehandeld. Zo tonen ze hun motivatie om dergelijke incidenten in de toekomst te voorkomen.
- Second victim: de collega’s en directe leidinggevenden vangen de betrokken hulpverlener(s) op en bieden emotionele ondersteuning. Ze betrekken ook de hulpverlener meteen bij de oorzakenanalyse. In sommige gevallen is gespecialiseerde nazorg nodig, bijvoorbeeld door een klinisch psycholoog. Volstaat dat niet, dan is psychotherapeutische hulpverlening, bij voorkeur door een externe therapeut, aangewezen.
- Third victim: het crisismanagementteam voert een op voorhand uitgewerkt crisisplan uit. Het team tracht de organisatie te beschermen tegen de negatieve effecten van een incident, verzekert de belangen van alle partijen en garandeert blijvende communicatie, steun, onderzoek en oplossingen in de nasleep van de crisis.
3. Maak checklists op
Checklists zijn een hulpmiddel om na te gaan of aan alle voorwaarden is voldaan voor een goed incidentenbeleid, en dat in minstens drie onderdelen.
- Bevat het crisisplan alle noodzakelijke elementen?
- Worden bij een ernstig klinisch incident alle stappen doorlopen?
- Wordt er op een voldoende open manier gecommuniceerd in geval van een ernstig klinisch incident?
4. Doe het beleid leven in de organisatie
“De goede uitvoering van het incidentenbeleid staat of valt met de medewerking van de leidinggevenden”, zegt Lindsy.
- Bied hen goede informatie en opleidingen aan.
- Plaats alle tools en documenten op een toegankelijke plaats.
- Voer regelmatig campagne om het thema ‘top of mind’ te houden.
Het risico voor hulpverleners ligt hoger, maar elk beroep is potentieel traumagevoelig. Hoe gaat u om met traumatische gebeurtenissen op het werk? Mensura wijst de weg.