Opinie – Laten we het recht op deconnectie niet krom trekken
Sinds 1 april heeft elke werknemer officieel ‘recht op deconnectie’.
In de strijd tegen mentale overbelasting een zinvol initiatief, al moeten er wat kanttekeningen gemaakt worden bij de praktische toepassing ervan,
meent dr. Gretel Schrijvers, CEO van Mensura groep.
Het recht op deconnectie is het recht om niet te moeten reageren op telefoons of mailtjes die buiten de werkuren toekomen. Werkgevers mogen niet verwachten dat hun werknemers elk moment bereikbaar zijn, uitzonderlijke situaties niet te na gesproken. Bovendien mag een werknemer ook geen nadelige effecten ondervinden als hij voor of na het werk, in het weekend of tijdens vakantie, zijn gsm niet opneemt of mails niet beantwoordt.
Deconnectiemomenten houden stress beheersbaar, waardoor we minder risico lopen op gezondheidsklachten. Grenzen bewaken en regelmatig deconnecteren, leidt bovendien tot meer motivatie en concentratie tijdens de werkuren. De productiviteit neemt daardoor toe, en er worden betere resultaten behaald. Het is dus zonder meer nuttig en zelfs voordelig om aandacht te hebben voor deconnectie.
Een recht, geen plicht
Organisaties zijn intussen volop aan de slag gegaan om in een cao de spelregels voor deconnectie vast te leggen. Dat is geen sinecure. Het recht op deconnectie is vooralsnog geen plicht tot deconnectie. Een goed deconnectiebeleid houdt rekening met en biedt ruimte voor de individuele verwachtingen van medewerkers. De ene werkt productiever om 7 uur ’s ochtends, terwijl de ander het liefst de kinderen na school ophaalt en dan om 20 uur nog even doorwerkt. Een goed deconnectiebeleid is dan ook geen keurslijf, maar een gedragskader met ruimte voor flexibiliteit.
Vals gevoel van ontspanning
Tegelijk mogen we ook de verantwoordelijkheid van de werknemer niet uit het oog verliezen. Breinpauzes zijn essentieel om even bij te tanken. Maar te veel prikkels tijdens pauzes of in de vrije tijd kunnen een vals gevoel van ontspanning geven. De smartphone een poos aan de kant leggen en kiezen voor beweging of een frisse neus is de beste vorm van ontspanning, maar voor velen – ook werkgevers – een niet te onderschatten uitdaging. Deconnectie is bovendien een tweerichtingsverhaal. Tijdens de werkuren doen werknemers er goed aan om digitale prikkels uit het privéleven te beperken of te vermijden.
We merken in de praktijk dan ook dat veel organisaties bij ons als externe dienst komen aankloppen voor advies, tips of zelfs heuse workshops rond omgaan met digitale middelen, psycho-educatie over breinrust, het effect van online vergaderen versus face-to-face enzovoort.
En wat tijdens afwezigheid?
Tot slot: deconnectie staat niet haaks op de noodzaak om ziekte te melden of, bij langere afwezigheden, contact te houden met de werknemer in kwestie rond mogelijke werkhervatting. In die gevallen is ‘connectie’ – volgens vooraf afgesproken methodes – net essentieel om te vermijden dat er effectief een kloof ontstaat tussen werknemer en organisatie.